-
1 closet
n. kast; kleine kamer--------v. in een privevertrek opsluitencloset1[ klozzit] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:————————closet2〈werkwoord; voornamelijk passief〉♦voorbeelden: -
2 he was closeted with the headmaster
he was closeted with the headmasterEnglish-Dutch dictionary > he was closeted with the headmaster
Перевод: с английского на все языки
со всех языков на английский- Со всех языков на:
- Английский
- С английского на:
- Нидерландский